Op het eilandje Kayu Pulau in de baai van Jayapura, de hoofdstad van de Indonesische provincie Papoea, hebben muzikanten zich uitgedost met gekleurde veren, rieten rokjes en geschilderde gezichten. Zo heten zij hun oude clanhoofd welkom op zijn geboorte-eiland. Het clanhoofd is Nicolaas Jouwe (85) en hij komt nauwelijks vooruit na aankomst op het eiland. Elke paar meter wordt hij bestormd door oudere vrouwen met rode tanden van het kauwen van sirih, betelnoot, die hem huilend in de armen vallen.

Als er niet zoveel inlichtingenfunctionarissen omheen hadden gestaan, was het gewoon een emotioneel weerzien geweest van een oude man met zijn vaderland, dat hij 47 jaar niet heeft gezien. Maar de Indonesische regering wilde alles in de hand houden, want Nicolaas Jouwe is geen gewone oude man. In 1961, toen Jayapura nog Hollandia heette en Papoea nog Nederlands Nieuw-Guinea was, werd hij gekozen als de hoogstgeplaatste vertegenwoordiger in de Nieuw-Guinea Raad, het nieuwe parlement van de Nederlandse kolonie. Daar was hij de eerste die het onafhankelijkheidsstreven vormgaf. Hij ontwierp de nationale vlag, de Morgenster, het symbool van een vrij Papoea. En hij was de beoogde eerste premier van de onafhankelijke staat West-Papoea.

Indonesië houdt niet van dit soort mensen. Papoea is vanaf 1969 officieel een provincie van Indonesië, het hijsen van de Morgenster-vlag is verboden en wie nog onafhankelijkheid wil, is in de ogen van Jakarta een gevaarlijke separatist. Maar nu, in de aanloop naar de Indonesische verkiezingen, heeft president Susilo Bambang Yudhoyono Jouwe zelf uitgenodigd. Om weer eens te komen kijken en om met de president te praten over de opbouw van Papoea – bínnen de republiek Indonesië.

Dus kwam Nicolaas Jouwe vorige week woensdag met zijn Morgenster-speldje op zijn jas aan in Jakarta. Zondagochtend landde hij in Jayapura, waar hij omringd door journalisten neerknielde om de grond te kussen. Voor hem was het een gouden kans om zijn strijd voor een beter leven voor de Papoea’s op te pakken en zijn vaderland terug te zien. Sinds Nederland Papoea in 1962 had ‘weggegeven’ woont Jouwe in Delft, met wachtgeld van de Nederlandse regering.

„Papoea heeft een eigen land nodig, voor zijn eigen mensen”, zei hij na aankomst in Jakarta. Schakelend tussen Nederlands, Indonesisch en Engels sprak hij over de ‘bandieterigheid’ van Indonesië. Van de val van de Sovjet-Unie via de daling van het Britse pond tot het Oude Testament: alles wijst er volgens hem op dat Indonesië zijn praktijken in Papoea niet eeuwig kan blijven volhouden. Jouwe ging er vanuit dat de president hem had uitgenodigd omdat Indonesië tot inkeer begint te komen. „Al praten we duizend keer, het is beter dan geweld.”

Maar in Jakarta werd vorige week al snel duidelijk wat de agenda van de regering was. Een dag na zijn aankomst verspreidde het ministerie van Welzijn zonder medeweten van Jouwe het nieuws dat ‘de oprichter van afscheidingsbeweging OPM’ zijn strijd voor onafhankelijkheid opgaf. Hij zou de OPM-strijders, die een paar dagen daarvoor nog een militair hadden neergeschoten, oproepen zich over te geven. En tijdens een speciale ceremonie zou hij zijn ‘pin’, zijn Morgenster-speldje, afdoen.

De verkiezingsstunt pakte niet uit zoals de regering had gehoopt. „Je pin, waar is je pin?” riep Junus Habibie, de Indonesische ambassadeur in Nederland, tegen Jouwe tijdens de persconferentie waar het ‘speldmoment’ had moeten plaatsvinden. Maar alle Indonesische journalisten zagen hoe Jouwe weigerde. „Nee, nog niet”, zei hij in Nederlands. „Niet vandaag.” Eerder had Jouwe zijn toehoorders al geschokt door te praten over ‘twee volken’, ‘twee landen’, en ‘ons grote buurland Indonesië’.

Vandaar dat de Indonesische regering dit ongeleide projectiel de rest van zijn reis stevig bij de hand houdt. Hij wordt gezelschap gehouden door vier Papoea’s – deels familie – die al eerder hebben besloten samen te werken met de Indonesische regering en daardoor omstreden zijn binnen de Papoea-gemeenschap. Hij ontmoet bijna alleen overheidsbeambten, zoals de gouverneur van Papoea en de burgemeester van Jayapura. Interviews met de Indonesische pers zijn uit den boze: twee journalistes die Jouwe in Jakarta wisten te benaderen, werden door zijn chaperons uitgekafferd – „Bloody idiot!” – en weggestuurd. Zelfs bij het bezoek aan zijn geboorte-eiland kwam hij er gisteren niet aan toe met ‘gewone mensen’ te praten en werd hij nog vóór hij zijn geboortehuis kon bezoeken van het eiland afgebonjourd.

Vandaar dat zijn terugkeer niet door alle Papoea-voorlieden wordt verwelkomd. „Ik denk dat het beter was geweest als meneer Jouwe het volk had ontmoet, en niet alleen de regering”, zegt secretaris-generaal Leo Imbiri van de Inheemse Papoea Raad (DAP). In zijn kantoor hangt een oud krantenbericht over de vlag en het volkslied van Papoea, met een foto van Jouwe. Imbiri vindt dat de speciale autonomie die Papoea in 2001 kreeg, niet werkt. De legalisering van de Morgenster-vlag wordt volgens hem door Jakarta gedwarsboomd.

Ook ziet Imbiri met lede ogen aan dat migranten uit de rest van Indonesië hier een steeds dominantere positie krijgen. Op de weg tussen het vliegveld en Jayapura wijst hij naar tankstations, hotels en winkels. „Kijk, allemaal bedrijven van nieuwkomers. Die kleine huisjes uit de Nederlandse tijd, die zijn van Papoea’s.” Maar Imbiri krijgt niet de kans om dat tegen Jouwe te zeggen. Vanochtend moest de oude leider vervroegd terugvliegen naar Jakarta.